Als je je webpagina’s op je eigen computer maakt, dan wil je ze op een gegeven moment natuurlijk online zetten. (Controleer je pagina’s altijd op fouten voordat je ze online zet.)
Veel hosting providers bieden daarvoor een zgn. file manager aan. Dat is een soort Windows Verkenner, waarmee je de bestanden die je voor je eigen website hebt aangemaakt, van je eigen computer naar de server van je hosting provider sleept. De file manager vind je meestal in het control panel van je provider. De details staan in het e-mailbericht dat je hostingprovider je heeft gestuurd toen je je aanmeldde.
Heeft je hosting provider geen file manager of iets wat daarop lijkt, dan kun je de bestanden van je eigen website ook altijd op hun webserver zetten (uploaden) door gebruik te maken van een ftp-programma. Een ftp-programma heeft als voordeel dat je er veel bestanden tegelijkertijd mee kunt uploaden, iets wat met een file manager niet altijd mogelijk is.
De gegevens die je nodig hebt als je gebruik wilt maken van een ftp-programma, staan ook in het e-mailbericht dat je hebt ontvangen van je hosting provider. Dit zijn de gegevens achter ‘FTP’, ‘username’ en ‘password’.
Er zijn verschillende (gratis) programma’s die je kunt gebruiken om je bestanden op de server van je hosting provider te zetten. Een van de bekendste daarvan is FileZilla. Het is zowel in een Windows- als in een Mac-versie beschikbaar. Hieronder vertel ik je hoe je het gebruikt.
Als je FileZilla opstart, zie je vrij bovenaan een balk met daarin de woorden Host, Gebruikersnaam, Wachtwoord en Poort. Vul achter elk onderdeel de gegevens in die je toegestuurd hebt gekregen van je hosting provider. Achter Poort hoef je niets in te vullen.
Klik op de knop Snelverbinden, in dezelfde balk. Er wordt dan verbinding gelegd met de server van je provider. Het linkervak stelt je eigen computer voor; het rechter de server van je hosting provider.
Zoek aan de linkerkant van je scherm het bestand op dat je wilt uploaden en selecteer het (meerdere bestanden tegelijkertijd selecteren kan ook). Zorg ervoor dat aan de rechterkant de map open staat waar het bestand terecht moet komen. Klik dan met je rechtermuisknop en kies ‘Uploaden’. Je bestand wordt nu verzonden. (Je kunt het bestand trouwens ook met je muis van het ene scherm naar het andere slepen.) Naar welke map je je bestanden moet uploaden, hangt van je provider af. Meestal is dat een map die ‘httpdocs’ of ‘public_html’ heet, of die dezelfde naam heeft als je domeinnaam.
Als je klaar bent, klik je op het rode kruisje in de bovenste balk (naast het ikoontje van het groene vinkje) en de verbinding tussen jouw computer en de webserver wordt weer verbroken.
« Ga terug